Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de handhaving door de lidstaten van:
a) voorrechten en immuniteiten welke zij in het kader van met derde landen gesloten culturele, wetenschappelijke of technische samenwerkingsovereenkomsten verlenen;
b) bijzondere, door de aard van het grensverkeer gerechtvaardigde vrijstellingen welke zij in het kader van met derde landen gesloten grensovereenkomsten verlenen;
c) vrijstellingen in het kader van overeenkomsten op basis van wederkerigheid met derde landen die partij zijn bij het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de Internationale burgerluchtvaart voor de toepassing van de aanbevolen werkwijzen 4.42 en 4.44 van bijlage 9 bij dat Verdrag.